dimanche 26 février 2012

8. Fevrier 2012 – Le Hiérarchie

8. Fevrier 2012 – Le Hiérarchie

“It is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent that survives. It is the one that is the most adaptable to change.” - Charles Darwin

Naar aanleiding van mijn vorige verhaal suggereerde vriend Thijs om dan maar eens wat te schrijven over de Franse hiërarchische verhoudingen op het werk. Een moeilijk maar interessant onderwerp, zeker voor iemand die gezegend is met een nogal grote mond…

Ik ben uitermate allergisch voor een aantal zaken – pollen (als in gras), gezapigheid, Celine Dion, Ugg’s, melk, bekrompenheid, en hiërarchie. Ik begrijp volkomen dat iemand meer aanspraak kan maken op een bepaalde zaak omdat hij er harder voor heeft gewerkt, of eigenlijk, er meer heeft voor moeten laten. In andere woorden, als iemand 365 dagen per jaar, 24/7 alles geeft voor laten we zeggen een bedrijf, dan heb ik er geen enkele moeite mee dat hij of zij daar ook navenant voor wordt beloond. Wat ik echter niet begrijp is dat iemand zich puur en alleen op basis van zijn status meent zich bepaalde privileges te kunnen veroorloven. Een voorbeeld – niet lang geleden werkte ik voor Unilever in Hamburg, en daar hoorde ik het verhaal dat een jaar of acht geleden het aantal ramen in je werkkamer afhankelijk was van je worklevel min 1. Dus, als je worklevel vijf was (Senior Vice President) had je een kantoor met vier ramen. Dat geeft te denken voor de worklevels 1 – die hadden recht op 1 – 1 = 0 ramen… Sterker nog, pas vanaf worklevel drie (Director) had je recht op een stoel met armleuningen. Hoe bizar is dat?

Zo erg is het in Parijs gelukkig niet. Maar er zijn wel wat vreemde zaken. Het ergste is de stilte. Ik werk op een kantoor met zo’n dertig mensen uit zo’n tien landen, en de gemiddelde leeftijd is rond de acht-en-twintig (dat was minder voor mijn komst...). Dan zou je ouderwetse papier-propjes-gevechten verwachten, volledig uit de hand lopende donderdagavond borrels, geheime affaires op een zoemende kopieermachine, en vooral veel energie. Niets van dit alles. Het corporate office van Unilever was levendiger, en dat zegt veel. Met veel moeite heb ik boxen kunnen krijgen voor mijn laptop, waardoor ik ’s ochtends naar Enrico Pace luister, en ’s middags naar Sander Kleinenberg. Dat vinden ze hier vreemd, evenals mijn luidruchtige gesprekken vol lach met Nederland. Of het ‘iets rustiger kan’. Er zou zo maar eens iemand wakker kunnen worden. Het zogenaamde senior management zit in kale kantoren waarvan de glazen deur de gehele dag gesloten is. Het is een bijna zonde als je zomaar binnen loopt om iets te vragen. Meerdere jonge collega’s (‘coördinators’) vertelden mij nog nooit in het kantoor van Jean Marc (onze Managing Director) te zijn geweest of met hem hebben te gesproken. Hij is de enige persoon die een fijne leren bureaustoel heeft, terwijl ik drie keer per week moet gaan zwemmen om mijn fragiele rug te redden. Ik heb een behoorlijk serieuze ruzie gehad met zijn secretaresse omdat ik het waagde koffie te tappen uit de privé Nespresso machine van de baas – terwijl de plastic bekertjes machine voor het volk het simpelweg liet afweten. Ik ga op reis met mijn ‘Executive Vice President’ – businessclass heen, omdat we samen reizen, economy terug, omdat ik alleen reis. Mijn collega’s gaan in principe pas naar huis als hun manager ook huiswaarts is gekeerd – ook al zijn ze al lang klaar met hun werk. Nooit en nooit zeg je in een meeting iets tegen de baas van je baas. Niet alleen omdat hij of zij nooit zal luisteren, je hebt daarnaast achteraf ook nog eens conflict met je eigen manager. Ook wordt je tijdens de lunch niet geacht te spreken als je manager spreekt, ook al gaat het om onbeduidende zaken als je potentiele volgende vakantiebestemming of dat je je dochter ’s ochtends naar de crèche hebt gebracht.

Niet lang geleden hadden we een teammeeting, voor een de-brief van onze Board meeting (50 Consumer Goods CEO’s). Onze grote baas begon zijn verhaal met dat we ‘alles mochten vragen’. And so I did. Ik stelde ten overstaan van het team een paar potentieel lastige vragen, gebaseerd op publieke informatie, en kreeg als respons: ‘Oh, the Dutch, they are always so open’. En geen antwoord. Maar vervolgens  wel een privé gesprek achteraf met de baas of ik dit soort vragen voortaan niet meer wilde stellen.
 
Dat is dus de hiërarchie in Parijs. Lastig voor iemand met een Amsterdams grote bek. Maar ja, het werk is gelijk de stad – aanpassen, dat is het enige devies om te overleven.

mardi 7 février 2012

7. Fevrier 2012 – le Parisiennes

Ik woon nu zo’n 100 dagen in Parijs, en na 100 dagen schijnt het te horen om een balans op te maken – dus laat ik eens iets proberen te vertellen over de Parijzenaren.

Toen ik in een vorig leven in Hamburg ging wonen zeiden veel mensen rondom mij: ‘Hamburg? Maar dat ligt toch in Duitsland? En in Duitsland wonen toch heel veel Duitsers?’. Klopt. En de Duitse mensen die ik leerde kennen in Hamburg bleken ontzettend aardige mensen te zijn – minder open (of: direct) als Nederlanders, met wat minder humor, maar wel verfrissend beleefd en respectvol in de omgang naar elkaar. En als je de moeite nam om wat Duits te praten, openden de deuren zich vanzelf. Sterker nog, ik durf te stellen dat Nederlanders en Duitsers dichter bij elkaar liggen dan, bijvoorbeeld, Nederlanders en Engelsen – sorry.

Hetzelfde gebeurde toen ik vertelde naar Parijs te gaan – ‘ Parijs, prachtige stad, maar jammer dat er zoveel Parijzenaren wonen’. Ik word daar altijd een beetje kriegelig van, omdat ik erin geloof dat je met een open mind naar een nieuwe omgeving moet gaan, en pas een oordeel kunt vellen als je de moeite hebt genomen om een stad en haar inwoners echt te leren kennen.

Parijzenaren staan bekend als arrogant, egocentrisch, onbeleefd, en een tikje agressief – en het lastige is niet zozeer ze dat ook wel een beetje zijn, maar dat ze dit vervolgens ook nog uitdragen, en er zelfs trots op lijken te wezen. Een aantal jaar geleden heeft Le Parisien (krant) een aantal commercials gemaakt over Parijs en de Parijzenaren die werden getoond in de bioscoop:


Je zag bijvoorbeeld bovenstaande video van twee Japanse toeristen die een Parijzenaar wanhopig de weg vroegen naar de Eiffel toren. Toen de beste man eindelijk begreep wat zij bedoelden, stuurde hij ze zonder met zijn ogen te knipperen rechtsaf, en sloeg zelf linksaf de hoek om – alwaar de Eiffel toren in al zijn glorie was.

Punch line? – Le Parisien, il vaux mieux l’avoir en journal (“Parisians, you better read one than meet one”). Het bizarre is dat de Parijzenaren zich helemaal niet aangesproken of beledigd voelden – de commercials werden in de bioscoop vertoond en ze vonden het (naar horen zeggen) fantastisch.

Het ingewikkelde is dat Parijzenaren eigenlijk niet echt arrogant zijn. Ze zijn er simpelweg echt heilig van overtuigd dat de wereld draait om alles wat er binnen de Périphérique gebeurt – de ringweg die extramurros onderscheidt van intramurros, die een andere postcode kent dan de rest van Frankrijk, waar geen HLM’s (Habitation à Loyer Modéré – lage kosten woningen) zijn, en waar alles van nature stijlvol is. Zij kunnen zich oprecht niet voorstellen dat iemand niet binnen die ring zou willen wonen. Ik merk het bijvoorbeeld in de zoektocht naar een permanente woning. Iedereen begrijpt de onmogelijkheid van wonen in Saint Germain des prés of de Marais, en ieder ander arrondissement is daarmee prima. Maar, als je iets buiten de ringweg suggereert, krijg je een blanco blik, en een onbegrepen ‘ja, dat kan natuurlijk ook’. Daarmee hebben ze ook weinig begrip voor eenieder die de regels van de stad niet begrijpt, of zich daar niet aan aanpast – de provincialen en de toeristen. Natuurlijk begrijp je hoe Parijs werkt – en zo niet, tja, dan ben je toch eigenlijk echt wel dom...

De afgelopen 100 dagen heb ik geleerd dat aanpassen de enige manier is om te overleven in deze stad. Een Nederlander zijn in Parijs werkt niet. Je moet een Nederlander zijn die Parijs en al haar rare kronkels accepteert, en bereid is om zichzelf daar toe aan te passen. De stad en haar inwoners (in tegenstelling tot bijvoorbeeld New York of Londen) veranderen namelijk niet. En daarbij gaat het niet alleen om kledingstijl, vreemde hiërarchische verhoudingen op het werk (diepe zucht), of de taal – natuurlijk helpt het enorm als je in stuntelend Frans een croissant bestelt, en netjes ‘bonjour Madame’ en ‘Merci, au revoir Madame’ zegt bij de lokale bakker. Maar waar het echt om lijkt te gaan is dat je je ook gaat gedragen als een Parijzenaar, en jezelf in het dagelijks leven neerzet als een soort van belangrijkste persoon in het universum, en dat alles wat jij doet van levensbelang is voor Parijs (en dus de wereld), dat je geen tijd hebt voor futiliteiten, en dat je daarmee oprecht niet begrijpt waarom andere mensen jouw lastig vallen met dingen als waar de Eiffeltoren is.

Alleen dan word je een echte Parisien – schijnbaar. En eigenlijk vind ik ze daarmee verassend veel op Amsterdammers lijken, en eigenlijk zijn ze daarom best wel leuk...