mardi 21 août 2012

12. Août 2012 - L'ete


12. Août 2012 - L'ete

Het is zomer in Parijs. Langs de Seine, bij Hotel de Ville en nog een paar andere plekken, hebben boten volgeladen met zand ’s nachts Paris Plages gecreeerd, de eerste stadstranden van Europa. Met een goed glas wijn kun je op een strandstoel naar mooie mensen en de Notre Dame liggen kijken. Het is drukkend warm in de metro, terwijl deze toch ondergronds ligt. De tram (die is er inderdaad) is de overtreffende trap – plakkend staat iedereen in de spits tegen elkaar gedrukt, niet afwijkend van de Parijse gewoonte om zo dicht mogelijk bij de uitgang te staan, terwijl er anderhalve meter verderop voldoende plaats is. Vanaf de bank in mijn huis zie ik iedere avond de hemel oranje kleuren boven de Eiffeltoren. In Jardin Luxembourg liggen mensen wat op het gras, wolken bestuderend, dommelend, dromend. Jonge stelletjes waarvan het eerste kind net drie is geworden vermaken zich met de zeilbootjes in de vijver voor le Sénat. Eén euro voor dertig minuten, dat moet het goedkoopste vermaak in Parijs zijn. Saint German des Prés broeit. De terassen zitten vol met mooie, jonge, naar elkaar lonkende mensen. Op zondagmiddag mogen kleine kinderen op evenzo kleine pony’s rijden in het Parc Montsouris, naast mijn huis. Ouders kijken toe vanaf het terras en bestellen vast een ijsje voor hun kroost. In augustus gaan vrijwel alle Parijzenaren op vakantie, waardoor de samenstelling van de stad zichtbaar veranderd. Er zakt een soort wolk van loomheid over de stad, files en über-driftige automobilisten zijn opgelost, zelfs fietsen lijkt opeens veilig, en de stad is vol van toeristen. Voor op het plein bij het Centre Pompidou mag je dartpijltjes in de zeer dikke buik van een straatartiest gooien. 

Het is zomer in Parijs, en er komt allerlei bezoek, wat fijn en gezellig is - ik ben er toch wel een beetje trots op dat ik hier woon. E. was een lang weekend over, en het plan was om op quatorze juillet naar het militaire defile (soort Noord Korea maar dan in West Europa) op de Champs-Élysées te gaan – niet wetende dat dit al om 09.10 van start ging. Dat hebben we dus gemist. ’s Avonds werd dat echter ingehaald door met een goede fles champagne en twee glazen naar het Champ-de-Mars te gaan. Daar waren zo’n 700.000 andere Parijzenaren met wie wij naar de grootste discobal ooit onder de Eiffeltoren keken, dansten op Donna Summer, Rick James, en de Bee Gees, terwijl boven onze hoofden prachtig vuurwerk Parijs in brand stak. Met M. dineerde ik naast het Place des Vosges, liep lang langs de Seine, en bewonderden we de tentoonstelling van Helmut Newton in het Grand Palais, waarna we de duurste lunch ooit hadden op het terras van het aanpalende ‘mini-palais’. Met T&M heb ik vooral hard gelachen (wie gaat er nu in Parijs in een Zwitsers restaurant eten?) en we mochten ook nog picknicken op drie stoelen in Jardin Luxembourg, en fietsen door de stad, en gedrieen op de slaapbank film kijken. En met Eva – met Eva was het heel bijzonder. Zij kwam een week bij mij op bezoek, en we beklommen samen de Eiffeltoren (kinderen van drie heben geen hoogtevrees, weet ik nu), aten ijsjes in de tuin van Musée Rodin, ik leerde haar haar eerste foto maken, zwommen in veel te koud water, deden gekke dansjes in mooie parken, en aan het einde van de dag viel Eva in slaap achterop de fiets, zodat ik met één hand om haar hoofd en één hand aan het stuur mij een weg baande door het Parijse avondverkeer. 

Het is zomer in Parijs, en het is fijn.

jeudi 7 juin 2012

11. Juin 2012– Roland Garros


11. Juin 2012– Roland Garros

 

Het kostte wat moeite om op dinsdagmiddag opeens vrij te kunnen krijgen omdat ik een klein beetje vergeten was te melden dat ik vandaag naar de kwartfinale van Roland Garros zou gaan - maar dat stond in geen enkele verhouding tot de moeite die ik vier maanden eerder had gedaan om überhaupt een kaartje hiervoor te kunnen krijgen. En zo stapte ik, met een stokbroodje in mijn hand, vanmiddag net na de lunch, vrolijk op de fiets om het kwartiertje tussen kantoor en tennisbaan af te leggen. Het zonnetje scheen, het was rustig op straat, en al fietsend bedacht ik mij opeens dat ik geen enkel idee had waarom dit gebeuren eigenlijk Roland Garros heet. Van de vier Grand Slams lijken Wimbledon en Melbourne mij vrij duidelijk – en Flushing Meadows in New York ligt naast de Flushing River en Flushing Bay, leerde Wikipedia mij zojuist.

Maar Roland Garros? Ik heb er zo’n vijf maanden naast gewoond en tientallen keren om heen gerend, en nergens was een Roland Garros rivier, bos, of baai te bekennen. Omdat de kwart finale dames nogal uitliep, en er dus tijd over was, bracht eenmaal binnen het lokale museum uitkomst – Roland Garros (1888 – 1918) bleek een Franse vliegenier en WO-I piloot te zijn geweest, die de eerste vlucht ooit heeft gemaakt van Europa naar Noord-Afrika. Omdat hij tussen het vliegen door nogal veel en hard tegen een tennisbal sloeg, en Frankrijk erg goed is om zijn helden te eren, werd in 1920 het huidige Roland Garros naar hem vernoemd. Wat een eer. 

 

Met ook dit raadsel opgelost wandelde ik wat over het terrein. Het bleek een soort klein dorp midden in het grote Parijs, wat aan alle kanten historie uitademde. Iedereen was goedgemutst, zag er Paris-chique uit, dronk Perrier met een schijfje citroen of een champagne cocktail, at een broodje, of kocht een ijsje à raison van vijf euro. Ik kocht voor een belachelijke 23 euro het officiële ‘Roland Garros kinder-zomer hoedje’ voor Eva, zag mijn voormalig werkgever speciale ‘tennis-deodorant’ verkopen (terwijl ik toch altijd dacht dat zweten juist het doel van sporten was), en nam een kijkje bij het rolstoel tennissen. Knap. Toen ik het programma wat beter bekeek, begreep ik ook hoe ze dit tot een 3-weken durend evenement kunnen maken. Naast de standaard singles / doubles voor mannen en vrouwen, blijken er dus ook complete tennis programma’s te zijn voor ‘boys’, ‘girls’, ‘wheelchairs’, ‘qualifiers’, ‘Perrier legends’, en alle mogelijke combinaties daartussen in. Het mooiste was echter toch wel de aparte warming-up baan voor de ballenjongens / meisjes. Voor de wedstrijd dienen ze warm te draaien in het op een juiste manier overgooien van de ballen, om daarna direct weer in de houding doodstil gaan staan in een hoekje van de tennisbaan met voeten tegen elkaar en armen achter de rug om de spelers niet te storen. En onderwijl in je neus peuteren is niet de bedoeling. 

 

Wat een contrast met een voetbalwedstrijd.

 

Langzaam zakte ik af naar de wedstrijd Federer – del Potro. De laatste maakte Federer het in de eerste twee sets zeer lastig (2-0) maar daarna stond Federer op, enigszins geholpen door een knieblessure van del Potro. Opeens werden snoeiharde aces afgewisseld met ballen die zwanger van topspin zachtjes en onbereikbaar achter het net belanden. Publiekslieveling Federer won, en was blij, want helemaal verdiend was het niet, en dat wist hij ook.

 

Terug naar huis begon het zachtjes te regenen, en dit alles op zomaar een dinsdagmiddag in Parijs.

 

 

 

(Het poppetje onderaan is Federer...)

 



 

lundi 7 mai 2012

10. Avril 2012– Amitié


10. Avril 2012– Amitié

De Parijse Perikelen komen deze keer niet uit Parijs – maar uit Amsterdam. En daar is een goede reden voor. De laatste week van april is namelijk een bijzondere week. Het is de week van de twee mooiste dagen van het jaar. 

De afgelopen dagen waren logistiek nogal lastig qua waar ik was en wat ik deed, maar het waren ook fantastische dagen. Ik was vroeg vanuit Parijs teruggereisd om de verjaardag van Eva te vieren, en we hebben een prachtige dag gehad – ontbijten met z’n drietjes, toen samen met Eva en haar crèche en heel erg veel kinderen een uitje gehad naar de geitenboerderij in Amstelveen, en aan het einde van de middag mochten Eva en mama en papa samen met de nieuwe fiets spelen, en ook nog pannenkoeken bakken. Mooi.

Het kon alleen maar beter worden op 30 april. En dat werd het, uiteraard. Voor wie het niet weet – op Koninginnedag organiseren Danijel & Thijs, twee van mijn betere vrienden, de ultieme dag van het jaar. Tachtig man op een boot door de grachten van Amsterdam, perfect georganiseerd qua muziek, drank en eten, en erg leuke mensen. 

Dat was meteen ook wel de meest neutrale beschrijving die ik zou kunnen geven. In werkelijkheid verliep Das Bot 2012 als volgt. Iets voor twaalven sprong ik met Marcel op Das Kade, alwaar Thijs & Danijel licht zenuwachtig bezig waren met de laatste voorbereidingen. Een goed teken, die zenuwen. Meestal een garantie voor een mooie dag. Op de dance versie van Tsjaikovski’s Notenkraker voeren we vervolgens vanaf de Berlage brug de Amstel op. Voor mij was het de derde keer op Das Bot, en voor de derde keer op rij verbaasde ik mij oprecht wat een bijzondere groep mensen dit toch was. Jong, mooi, sociaal, gezellig, goede mix, en met maar een doel – er een prachtige dag van maken. Er zitten mensen tussen die ik maar eens per jaar zie, maar met wie het direct allemaal weer goed is, en die mij nooit zullen vragen waarom ik niet heb gebeld op hun verjaardag. Bij de Magere Brug, een kleine 400 meter na vertrek, stond iedereen al volop te dansen – wat dit jaar lichtjes ontsierd werd na de aanvaring met een politie boot. Maar ook dat werd wonderbaarlijk soepel opgelost – alsof iedereen in de Hoofdstad begreep dat Das Bot er alleen voor bestond om Amsterdam een topdag te bezorgen, en al het andere slechts ongelukjes waren. We voeren langs Eberhard van der Laan, die naast een zoemende AT5 camera een diepe buiging voor ons maakte, we gingen onder leiding van MC Andrew schreeuwend en dansend onder bruggetjes door, we zagen Gordon en die vreemde Patricia Paay jaloers naar ons kijken, we hadden een Mobiele Eenheid op de Singel die ons aanspoorde om het volume op te voeren in plaats van naar beneden te brengen, er waren de Das Bot-skippers die ons ook dit jaar weer veilig door de grachten stuurden, we hadden zoete Sas met het Das Bot 2012 bordje (met potloodlijntjes op de achterkant om het bordje netjes recht af te zagen) - en we hadden 80 mensen die elkaar echt niet allemaal kenden, maar er wel samen een topdag van wilden maken, op een manier die ik nauwelijks eerder heb gezien. 

Dit was voor mij een ultieme dag – ik weet dat het een van de mooiste dagen van het jaar is voor Thijs, en ik heb hem zelden zo gelukkig gezien als op de momenten waarop Das Bot wederom in extase van zijn techno ontplofte. En ik ben er behoorlijk zeker van dat dit voor Danijel niet anders is geweest. 

En toch was er nog iets overstijgends – het is echter moeilijk uit te leggen. Bij de Brouwersgracht, onder de bruggetjes, op het IJ, was er meer. Ik zag de blikken en omhelzingen tussen Thijs & Danijel. Ik zag een pure, oprechte vriendschap tussen twee mannen die maar een ding wilden – ons een ultieme 30 april bezorgen.
En dat is bijzonder. En daar kom ik ieder jaar graag voor terug. Waar op de wereld ik ook woon.




(p.s. zie ook hoe de Sneeuwwitje op Eva haar muts moeiteloos overloopt in de laptop van Thijs...)

 

dimanche 4 mars 2012

9. Mars 2012 – Issey Miyake


9. Mars 2012 – Issey Miyake

Dit wordt even een kort tussendoor verhaaltje, en het loopt nét niet goed af. Ik had mij voorgenomen om alleen over dingen te schrijven, en niet over wat ik doe, maar vanmiddag wil ik toch even delen.

Zaterdag was Alexandra, een goede vriendin, over uit London. De hele middag slenterden we fijn door de Marais, dronken koffie, aten Thai, en liepen ’s avonds laat langs de Seine van Hôtel de Ville naar het Grand Palais (dat is een pittige wandeling). En vanochtend dacht ik, dat ga ik nog een keer doen maar dan op de fiets. Met de metro naar het Grand Palais, ik  stap uit, en denk ‘goh, dat zijn wel heel erg veel mooie vrouwen opeens’, gevolgd door ‘goh, best wel veel fotografen ook’. Ik observeerde het geheel een tijdje, maakte foto’s van  mooie en vooral dunne vrouwen, vermoedde dat ik met mijn neus in een fashion week was gevallen, en begreep na een tijdje dat er drie categorieën mensen waren. De eerste kwamen onder politiebegeleiding in zwarte Mercedessen, liepen gezonnebrild rechtstreeks naar een aparte ingang, en wilden absoluut niet op de foto. Type hoofdredactrice Vogue. Dan was er een groep bekende modellen, die kwamen ook per Mercedes maar zonder politie. Ze waren bereid even te poseren, afhankelijk van de fotograaf, en keken erg chagrijnig. En de laatste groep waren de wanna-be modellen. Deze waren waarschijnlijk gewoon met de metro gekomen, hadden erg hun best gedaan om er excentriek uit te zien, struikelden op onmogelijk schoenen over de keien, poseerden gewillig voor alles en iedereen, en, het meest grappige, hadden visitekaartjes die ze dan aan de fotograaf gaven. Want die beste man had natuurlijk geen idee wie hij had gefotografeerd, en een naam plus foto in het juist blad zou zomaar eens het begin van een carrière zijn. 
 
Er was ook een Nederlands model (onder rechts), met een Nederlandse fotograaf. Ik vroeg hun dan maar wat er aan de hand was. Het bleek inderdaad de Paris Fashion week show van Issey Miyake te zijn. Ik vroeg of ik ook naar binnen kon. Het aardige model moest vrolijk lachen en zei ‘loop maar mee, dan vraag ik het even’. Bij een stevig bewaakte ingang sprak ze met een even stevige man. Hij keek vol ongeloof een halve seconde naar mijn zondagse kloffie, waarna een ferm ‘no’ volgde. 

Toen ben ik maar langs de Seine gaan fietsen, dat was ook leuk. 




dimanche 26 février 2012

8. Fevrier 2012 – Le Hiérarchie

8. Fevrier 2012 – Le Hiérarchie

“It is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent that survives. It is the one that is the most adaptable to change.” - Charles Darwin

Naar aanleiding van mijn vorige verhaal suggereerde vriend Thijs om dan maar eens wat te schrijven over de Franse hiërarchische verhoudingen op het werk. Een moeilijk maar interessant onderwerp, zeker voor iemand die gezegend is met een nogal grote mond…

Ik ben uitermate allergisch voor een aantal zaken – pollen (als in gras), gezapigheid, Celine Dion, Ugg’s, melk, bekrompenheid, en hiërarchie. Ik begrijp volkomen dat iemand meer aanspraak kan maken op een bepaalde zaak omdat hij er harder voor heeft gewerkt, of eigenlijk, er meer heeft voor moeten laten. In andere woorden, als iemand 365 dagen per jaar, 24/7 alles geeft voor laten we zeggen een bedrijf, dan heb ik er geen enkele moeite mee dat hij of zij daar ook navenant voor wordt beloond. Wat ik echter niet begrijp is dat iemand zich puur en alleen op basis van zijn status meent zich bepaalde privileges te kunnen veroorloven. Een voorbeeld – niet lang geleden werkte ik voor Unilever in Hamburg, en daar hoorde ik het verhaal dat een jaar of acht geleden het aantal ramen in je werkkamer afhankelijk was van je worklevel min 1. Dus, als je worklevel vijf was (Senior Vice President) had je een kantoor met vier ramen. Dat geeft te denken voor de worklevels 1 – die hadden recht op 1 – 1 = 0 ramen… Sterker nog, pas vanaf worklevel drie (Director) had je recht op een stoel met armleuningen. Hoe bizar is dat?

Zo erg is het in Parijs gelukkig niet. Maar er zijn wel wat vreemde zaken. Het ergste is de stilte. Ik werk op een kantoor met zo’n dertig mensen uit zo’n tien landen, en de gemiddelde leeftijd is rond de acht-en-twintig (dat was minder voor mijn komst...). Dan zou je ouderwetse papier-propjes-gevechten verwachten, volledig uit de hand lopende donderdagavond borrels, geheime affaires op een zoemende kopieermachine, en vooral veel energie. Niets van dit alles. Het corporate office van Unilever was levendiger, en dat zegt veel. Met veel moeite heb ik boxen kunnen krijgen voor mijn laptop, waardoor ik ’s ochtends naar Enrico Pace luister, en ’s middags naar Sander Kleinenberg. Dat vinden ze hier vreemd, evenals mijn luidruchtige gesprekken vol lach met Nederland. Of het ‘iets rustiger kan’. Er zou zo maar eens iemand wakker kunnen worden. Het zogenaamde senior management zit in kale kantoren waarvan de glazen deur de gehele dag gesloten is. Het is een bijna zonde als je zomaar binnen loopt om iets te vragen. Meerdere jonge collega’s (‘coördinators’) vertelden mij nog nooit in het kantoor van Jean Marc (onze Managing Director) te zijn geweest of met hem hebben te gesproken. Hij is de enige persoon die een fijne leren bureaustoel heeft, terwijl ik drie keer per week moet gaan zwemmen om mijn fragiele rug te redden. Ik heb een behoorlijk serieuze ruzie gehad met zijn secretaresse omdat ik het waagde koffie te tappen uit de privé Nespresso machine van de baas – terwijl de plastic bekertjes machine voor het volk het simpelweg liet afweten. Ik ga op reis met mijn ‘Executive Vice President’ – businessclass heen, omdat we samen reizen, economy terug, omdat ik alleen reis. Mijn collega’s gaan in principe pas naar huis als hun manager ook huiswaarts is gekeerd – ook al zijn ze al lang klaar met hun werk. Nooit en nooit zeg je in een meeting iets tegen de baas van je baas. Niet alleen omdat hij of zij nooit zal luisteren, je hebt daarnaast achteraf ook nog eens conflict met je eigen manager. Ook wordt je tijdens de lunch niet geacht te spreken als je manager spreekt, ook al gaat het om onbeduidende zaken als je potentiele volgende vakantiebestemming of dat je je dochter ’s ochtends naar de crèche hebt gebracht.

Niet lang geleden hadden we een teammeeting, voor een de-brief van onze Board meeting (50 Consumer Goods CEO’s). Onze grote baas begon zijn verhaal met dat we ‘alles mochten vragen’. And so I did. Ik stelde ten overstaan van het team een paar potentieel lastige vragen, gebaseerd op publieke informatie, en kreeg als respons: ‘Oh, the Dutch, they are always so open’. En geen antwoord. Maar vervolgens  wel een privé gesprek achteraf met de baas of ik dit soort vragen voortaan niet meer wilde stellen.
 
Dat is dus de hiërarchie in Parijs. Lastig voor iemand met een Amsterdams grote bek. Maar ja, het werk is gelijk de stad – aanpassen, dat is het enige devies om te overleven.

mardi 7 février 2012

7. Fevrier 2012 – le Parisiennes

Ik woon nu zo’n 100 dagen in Parijs, en na 100 dagen schijnt het te horen om een balans op te maken – dus laat ik eens iets proberen te vertellen over de Parijzenaren.

Toen ik in een vorig leven in Hamburg ging wonen zeiden veel mensen rondom mij: ‘Hamburg? Maar dat ligt toch in Duitsland? En in Duitsland wonen toch heel veel Duitsers?’. Klopt. En de Duitse mensen die ik leerde kennen in Hamburg bleken ontzettend aardige mensen te zijn – minder open (of: direct) als Nederlanders, met wat minder humor, maar wel verfrissend beleefd en respectvol in de omgang naar elkaar. En als je de moeite nam om wat Duits te praten, openden de deuren zich vanzelf. Sterker nog, ik durf te stellen dat Nederlanders en Duitsers dichter bij elkaar liggen dan, bijvoorbeeld, Nederlanders en Engelsen – sorry.

Hetzelfde gebeurde toen ik vertelde naar Parijs te gaan – ‘ Parijs, prachtige stad, maar jammer dat er zoveel Parijzenaren wonen’. Ik word daar altijd een beetje kriegelig van, omdat ik erin geloof dat je met een open mind naar een nieuwe omgeving moet gaan, en pas een oordeel kunt vellen als je de moeite hebt genomen om een stad en haar inwoners echt te leren kennen.

Parijzenaren staan bekend als arrogant, egocentrisch, onbeleefd, en een tikje agressief – en het lastige is niet zozeer ze dat ook wel een beetje zijn, maar dat ze dit vervolgens ook nog uitdragen, en er zelfs trots op lijken te wezen. Een aantal jaar geleden heeft Le Parisien (krant) een aantal commercials gemaakt over Parijs en de Parijzenaren die werden getoond in de bioscoop:


Je zag bijvoorbeeld bovenstaande video van twee Japanse toeristen die een Parijzenaar wanhopig de weg vroegen naar de Eiffel toren. Toen de beste man eindelijk begreep wat zij bedoelden, stuurde hij ze zonder met zijn ogen te knipperen rechtsaf, en sloeg zelf linksaf de hoek om – alwaar de Eiffel toren in al zijn glorie was.

Punch line? – Le Parisien, il vaux mieux l’avoir en journal (“Parisians, you better read one than meet one”). Het bizarre is dat de Parijzenaren zich helemaal niet aangesproken of beledigd voelden – de commercials werden in de bioscoop vertoond en ze vonden het (naar horen zeggen) fantastisch.

Het ingewikkelde is dat Parijzenaren eigenlijk niet echt arrogant zijn. Ze zijn er simpelweg echt heilig van overtuigd dat de wereld draait om alles wat er binnen de Périphérique gebeurt – de ringweg die extramurros onderscheidt van intramurros, die een andere postcode kent dan de rest van Frankrijk, waar geen HLM’s (Habitation à Loyer Modéré – lage kosten woningen) zijn, en waar alles van nature stijlvol is. Zij kunnen zich oprecht niet voorstellen dat iemand niet binnen die ring zou willen wonen. Ik merk het bijvoorbeeld in de zoektocht naar een permanente woning. Iedereen begrijpt de onmogelijkheid van wonen in Saint Germain des prés of de Marais, en ieder ander arrondissement is daarmee prima. Maar, als je iets buiten de ringweg suggereert, krijg je een blanco blik, en een onbegrepen ‘ja, dat kan natuurlijk ook’. Daarmee hebben ze ook weinig begrip voor eenieder die de regels van de stad niet begrijpt, of zich daar niet aan aanpast – de provincialen en de toeristen. Natuurlijk begrijp je hoe Parijs werkt – en zo niet, tja, dan ben je toch eigenlijk echt wel dom...

De afgelopen 100 dagen heb ik geleerd dat aanpassen de enige manier is om te overleven in deze stad. Een Nederlander zijn in Parijs werkt niet. Je moet een Nederlander zijn die Parijs en al haar rare kronkels accepteert, en bereid is om zichzelf daar toe aan te passen. De stad en haar inwoners (in tegenstelling tot bijvoorbeeld New York of Londen) veranderen namelijk niet. En daarbij gaat het niet alleen om kledingstijl, vreemde hiërarchische verhoudingen op het werk (diepe zucht), of de taal – natuurlijk helpt het enorm als je in stuntelend Frans een croissant bestelt, en netjes ‘bonjour Madame’ en ‘Merci, au revoir Madame’ zegt bij de lokale bakker. Maar waar het echt om lijkt te gaan is dat je je ook gaat gedragen als een Parijzenaar, en jezelf in het dagelijks leven neerzet als een soort van belangrijkste persoon in het universum, en dat alles wat jij doet van levensbelang is voor Parijs (en dus de wereld), dat je geen tijd hebt voor futiliteiten, en dat je daarmee oprecht niet begrijpt waarom andere mensen jouw lastig vallen met dingen als waar de Eiffeltoren is.

Alleen dan word je een echte Parisien – schijnbaar. En eigenlijk vind ik ze daarmee verassend veel op Amsterdammers lijken, en eigenlijk zijn ze daarom best wel leuk...

samedi 7 janvier 2012

6. Janvier 2012 - Transporte


On ne perd rien à être poli, sauf sa place dans le métro.
(je verliest niets door beleefd te zijn, behalve je plaats in de metro)                    - Tristian Bernard



Er wonen in Parijs minder mensen dan ik dacht – er zijn zo’n 2,2 miljoen intramurras (dat zijn de mensen binnen de Périphérique, niet te verwarren met de extramurras, zeg maar het gepeupel buiten de Péri). En toch blijft het verbazend hoe makkelijk en snel je je hier kunt verplaatsen – mijn werk bevindt zich in het uiterste zuiden van de stad, en van daar naar het Gare de Nord (inderdaad, in het noorden van de stad) duurt ongeveer 40 minuten. Hetzelfde geldt van oost naar west. Dus, even over ‘transports publics à Paris’.


De bus.
Niet doen.

De tram
Die is vrij nieuw, en loopt precies evenwijdig met de binnenkant van de Périphérique. Het nut hiervan begrijp ik echter nog niet helemaal.

De RER
De Réseau Express Régional  is ergens einde jaren negentig neergelegd om de stad met de buitenwijken (banlieue’s) te verbinden. Deftig Parijs beschouwt de RER echter als een soort van slavenschip dat de ongelukkigen die niet in staat zijn om binnen de stadsmuren te wonen naar hun meesters vervoerd – en, om het nog erger te maken, ’s avonds laat weer terug. Het is soms sneller om binnen de stad met de RER te gaan, maar de paar Parijzenaren die ik ken weigeren dat te doen – voor je het weet denkt iemand dat je buiten de stad woont…

De metro

Het kroonjuweel van de stad – en terecht. Ik heb nog nooit een metrosysteem gezien dat je zo snel en zo makkelijk naar vrijwel iedere plek in de stad brengt. En zo vaak staakt. En zo veel codes kent. Als eerste zijn er een aantal lijnen die te allen tijde moeten worden vermeden gedurende de spits – tenzij je het fijn vindt om te ruiken welke zachte kaas je linkerbuurman de avond daarvoor als dessert heeft genuttigd. Ten tweede, wees arrogant. Ga zitten, staar naar je vloer of je iPhone (verassend genoeg is bellen in de metro een no-go), en kijk zo ongeïnteresseerd mogelijk voor je uit. Oogcontact is uit den boze.  Hierbij hoort ook dat als je de metro instapt zo snel mogelijk op een lege plaats gaat zitten, daarbij zoveel mogelijk mensen opzij duwend. Mocht er toevallig alsnog een hoogzwangere vrouw aankomen, dan is dat natuurlijk een ideale gelegenheid om de galante heer / dame te spelen, en haar jouw plaats aan te bieden. Let wel, alleen bij hoogzwanger. Dan is er nog een soort strikte etiquette rondom de klapstoeltjes bij de ingang van de wagon – deze mogen alleen gebruikt worden als er voldoende ruimte is. Bij het minste geringste gedrang word je geacht direct op te staan. Doe je dat niet, dan krijg je die typische Parijse blik: een ‘pfff’, en tegelijkertijd je hoofd en wenkbrauwen omhoog, niet begrijpend dat iemand zo onwetend kan zijn. En tenslotte, uitstappen – er is maar een devies – doorlopen en niet aarzelen. Ook al weet je niet waar naar toe, standvastig doorlopen. Ieder aarzeling levert je een jachtige Parijzenaar en een ‘pfff’ in je rug op. En, als laatste, bij de klapdeurtjes van de uitgang precies op de groene driehoek duwen. Iedere andere plek op de deur werkt niet om onduidelijke reden. (Oh, nog een quizvraag: van welke metrolijn houden Parijzenaren het meest? Antwoord hieronder).

De fiets
Een relatief nieuw fenomeen in Parijs. Ik heb al eerder verteld over het bijna-gratis fietssysteem in Parijs, waar je voor 29 euro per jaar op honderden plekken in de stad een fiets kunt oppikken en ergens anders weer kunt neerzetten. Dat in een poging, zoals andere wereldsteden, om het verkeer terug te dringen. Alleen, in Parijs ben je als fietser een soort van allerlaagst levend specie. Zelfs een voetganger wordt hoger gewaardeerd – die kan namelijk nog flaneren op een boulevard. Op sommige wegen zijn zelfs een soort van aparte fietspaden. Niet zelden gaan die echter over een baan bedoeld voor de bus. En die buschauffeur heeft slechts een paar dingen in zijn leven – zijn bus, zijn busbaan, en een iets te corpulente 56-jarige vrouw thuis. Die fietser op zijn baan is dus een inbreuk in zijn territorium, en er is geen enkele reden om daar rekening mee te houden (bus vs fiets = bus wint). Hetzelfde geldt voor de automobilisten. Iedere ochtend stap ik met een soort doodsverachting op de fiets, en moet eerst over een mega-rotonde, en iedere keer ben ik echt heel blij dat ik heelhuids de andere kant heb bereikt. Dit is de eerste stad in mijn leven waar ik geen iPod op mijn hoofd durf als ik fiets, en waar ik zelfs overweeg om een helm op te zetten. Het is een jungle waar op ieder moment een autodeur kan openslaan, waar niemand en niemand ooit over zijn rechterschouder zal kijken, en waar je altijd de kans hebt om die chagrijnige buschauffeur te treffen. Maar, in die jungle fiets ik iedere ochtend voorzichtig naar mijn werk, en ieder ochtend zie ik dit:




En dat maakt veel goed.


(Quiz antwoord: Lijn 14, die is namelijk volledig elektronisch, zonder chauffeur, en kan dus niet staken…).